Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: klagen
NL: klagen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geklaagd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik klaag
jij klaagt
hij klaagt
wij klagen
jullie klagen
zij klagen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geklaagd
jij hebt geklaagd
hij heeft geklaagd
wij hebben geklaagd
jullie hebben geklaagd
zij hebben geklaagd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik klaagde/kloeg
jij klaagde/kloeg
hij klaagde/kloeg
wij klaagden/kloegen
jullie klaagden/kloegen
zij klaagden/kloegen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geklaagd
jij had geklaagd
hij had geklaagd
wij hadden geklaagd
jullie hadden geklaagd
zij hadden geklaagd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal klagen
jij zult klagen
hij zal klagen
wij zullen klagen
jullie zullen klagen
zij zullen klagen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geklaagd hebben
jij zult geklaagd hebben
hij zal geklaagd hebben
wij zullen geklaagd hebben
jullie zullen geklaagd hebben
zij zullen geklaagd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou klagen
jij zou klagen
hij zou klagen
wij zouden klagen
jullie zouden klagen
zij zouden klagen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geklaagd hebben
jij zou geklaagd hebben
hij zou geklaagd hebben
wij zouden geklaagd hebben
jullie zouden geklaagd hebben
zij zouden geklaagd hebben

Gebiedende wijs
klaag

Aanvoegende wijs
klage

Voorbeelden

  1. Niet klagen. Ik klaag niet.
    Well, don 't complain.
  2. Klaag maar, Louise.
    Complain for me, Louise.
  3. Klaag niet, Christopher.
    Don 't complain, Christopher.
  4. Klaag zoveel je wilt.
    Moan and groan all you like.
  5. klaag niet tegen mij.
    Don 't complain to me.
  6. Ik klaag tegen je...
    Here I am complaining to you...
  7. Wat klaag jij over?
    What are you complaining about?
  8. Dus klaag niet zo.
    So don 't complain.
  9. Klaag haar moeder aan.
    Get an indictment against the mother.
  10. Klaag bij je vader.
    Complain to your papa.


DE: klagen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
geklagt
klagend

Indikativ Präsens
ich klage
du klagst
er klagt
wir klagen
ihr klagt
sie; Sie klagen

Indikativ Perfekt
ich bin geklagt
du hast geklagt
er hat geklagt
wir haben geklagt
ihr habt geklagt
sie; Sie haben geklagt

Indikativ Präteritum
ich klagte
du klagtest
er klagte
wir klagten
ihr klagtet
sie; Sie klagten

Indikativ Plusquamperfekt
ich war geklagt
du hattest geklagt
er hatte geklagt
wir hatten geklagt
ihr hattet geklagt
sie; Sie hatten geklagt

Indikativ Futur I
ich werde klagen
du wirst klagen
er wird klagen
wir werden klagen
ihr werdet klagen
sie; Sie werden klagen

Indikativ Futur II
ich werde geklagt sein
du wirst geklagt haben
er wird geklagt haben
wir werden geklagt haben
ihr werdet geklagt haben
sie; Sie werden geklagt haben

Konjunktiv I Präsens
ich klage
du klagest
er klage
wir klagen
ihr klaget
sie; Sie klagen

Konjunktiv I Perfekt
ich sei geklagt
du habest geklagt
er habe geklagt
wir haben geklagt
ihr habet geklagt
sie; Sie haben geklagt

Konjunktiv II Präsens
ich klagte
du klagtest
er klagte
wir klagten
ihr klagtet
sie; Sie klagten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte geklagt
du hättest geklagt
er hätte geklagt
wir hätten geklagt
ihr hättet geklagt
sie; Sie hätten geklagt

Konjunktiv II Futur I
ich würde klagen
du würdest klagen
er würde klagen
wir würden klagen
ihr würdet klagen
sie; Sie würden klagen

Konjunktiv II Futur II
ich würde geklagt sein
du würdest geklagt haben
er würde geklagt haben
wir würden geklagt haben
ihr würdet geklagt haben
sie; Sie würden geklagt haben

der Imperativ
du klage


Voorbeelden

  1. Klag nicht, sondern hilf ihm.
    Niet zeuren, maar helpen.
  2. Das hier ist Ihr Zweiter Offizier, Lieutenant Klag.
    Dit is uw tweede officier, luitenant Klag.
  3. Gegen jemanden klagen
    Tegen iemand een proces aanspannen
  4. Jammern und klagen.
    Huilen en klagen.
  5. Du kannst klagen.
    Je kunt ons aanklagen.
  6. Du willst klagen?
    Ga je hem aanklagen?
  7. Wir werden klagen!
    We klagen je aan.
  8. Klagen wir ihn an?
    Jij bent officier.
  9. Klagen Sie mich an.
    Klaag me maar aan.
  10. Dann werden wir klagen.
    Dan gaan we aanklagen.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden