NL: klagen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geklaagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik klaag jij klaagt hij klaagt wij klagen jullie klagen zij klagen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geklaagd jij hebt geklaagd hij heeft geklaagd wij hebben geklaagd jullie hebben geklaagd zij hebben geklaagd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik klaagde/kloeg jij klaagde/kloeg hij klaagde/kloeg wij klaagden/kloegen jullie klaagden/kloegen zij klaagden/kloegen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geklaagd jij had geklaagd hij had geklaagd wij hadden geklaagd jullie hadden geklaagd zij hadden geklaagd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal klagen jij zult klagen hij zal klagen wij zullen klagen jullie zullen klagen zij zullen klagen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geklaagd hebben jij zult geklaagd hebben hij zal geklaagd hebben wij zullen geklaagd hebben jullie zullen geklaagd hebben zij zullen geklaagd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou klagen jij zou klagen hij zou klagen wij zouden klagen jullie zouden klagen zij zouden klagen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geklaagd hebben jij zou geklaagd hebben hij zou geklaagd hebben wij zouden geklaagd hebben jullie zouden geklaagd hebben zij zouden geklaagd hebben
|
| Gebiedende wijs |
klaag
|
| Aanvoegende wijs |
| klage |