NL: klaarkomen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
klaargekomen
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kom klaar jij komt klaar hij komt klaar wij komen klaar jullie komen klaar zij komen klaar
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik klaarkom dat jij klaarkomt dat hij klaarkomt dat wij klaarkomen dat jullie klaarkomen dat zij klaarkomen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik ben klaargekomen jij bent klaargekomen hij is klaargekomen wij zijn klaargekomen jullie zijn klaargekomen zij zijn klaargekomen
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kwam klaar jij kwam klaar hij kwam klaar wij kwamen klaar jullie kwamen klaar zij kwamen klaar
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik klaarkwam dat jij klaarkwam dat hij klaarkwam dat wij klaarkwamen dat jullie klaarkwamen dat zij klaarkwamen
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik was klaargekomen jij was klaargekomen hij was klaargekomen wij waren klaargekomen jullie waren klaargekomen zij waren klaargekomen
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal klaarkomen jij zult klaarkomen hij zal klaarkomen wij zullen klaarkomen jullie zullen klaarkomen zij zullen klaarkomen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal klaargekomen zijn jij zult klaargekomen zijn hij zal klaargekomen zijn wij zullen klaargekomen zijn jullie zullen klaargekomen zijn zij zullen klaargekomen zijn
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou klaarkomen jij zou klaarkomen hij zou klaarkomen wij zouden klaarkomen jullie zouden klaarkomen zij zouden klaarkomen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou klaargekomen zijn jij zou klaargekomen zijn hij zou klaargekomen zijn wij zouden klaargekomen zijn jullie zouden klaargekomen zijn zij zouden klaargekomen zijn
|
| Gebiedende wijs |
kom klaar
|
| Aanvoegende wijs |
| klaarkome |