NL: kissen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekist
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kis jij kist hij kist wij kissen jullie kissen zij kissen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekist jij hebt gekist hij heeft gekist wij hebben gekist jullie hebben gekist zij hebben gekist
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kiste jij kiste hij kiste wij kisten jullie kisten zij kisten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekist jij had gekist hij had gekist wij hadden gekist jullie hadden gekist zij hadden gekist
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kissen jij zult kissen hij zal kissen wij zullen kissen jullie zullen kissen zij zullen kissen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekist hebben jij zult gekist hebben hij zal gekist hebben wij zullen gekist hebben jullie zullen gekist hebben zij zullen gekist hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kissen jij zou kissen hij zou kissen wij zouden kissen jullie zouden kissen zij zouden kissen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekist hebben jij zou gekist hebben hij zou gekist hebben wij zouden gekist hebben jullie zouden gekist hebben zij zouden gekist hebben
|
Gebiedende wijs |
kis
|
Aanvoegende wijs |
kisse |