NL: kijven U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekeven/gekijfd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kijf jij kijft hij kijft wij kijven jullie kijven zij kijven
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekeven/gekijfd jij hebt gekeven/gekijfd hij heeft gekeven/gekijfd wij hebben gekeven/gekijfd jullie hebben gekeven/gekijfd zij hebben gekeven/gekijfd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik keef/kijfde jij keef/kijfde hij keef/kijfde wij keven/kijfden jullie keven/kijfden zij keven/kijfden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekeven/gekijfd jij had gekeven/gekijfd hij had gekeven/gekijfd wij hadden gekeven/gekijfd jullie hadden gekeven/gekijfd zij hadden gekeven/gekijfd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kijven jij zult kijven hij zal kijven wij zullen kijven jullie zullen kijven zij zullen kijven
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekeven/gekijfd hebben jij zult gekeven/gekijfd hebben hij zal gekeven/gekijfd hebben wij zullen gekeven/gekijfd hebben jullie zullen gekeven/gekijfd hebben zij zullen gekeven/gekijfd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kijven jij zou kijven hij zou kijven wij zouden kijven jullie zouden kijven zij zouden kijven
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekeven/gekijfd hebben jij zou gekeven/gekijfd hebben hij zou gekeven/gekijfd hebben wij zouden gekeven/gekijfd hebben jullie zouden gekeven/gekijfd hebben zij zouden gekeven/gekijfd hebben
|
Gebiedende wijs |
kijf
|
Aanvoegende wijs |
kijve |
Gebiedende wijs |
|