Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: keutelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekeuteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik keutel
jij keutelt
hij keutelt
wij keutelen
jullie keutelen
zij keutelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekeuteld
jij hebt gekeuteld
hij heeft gekeuteld
wij hebben gekeuteld
jullie hebben gekeuteld
zij hebben gekeuteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik keutelde
jij keutelde
hij keutelde
wij keutelden
jullie keutelden
zij keutelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekeuteld
jij had gekeuteld
hij had gekeuteld
wij hadden gekeuteld
jullie hadden gekeuteld
zij hadden gekeuteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal keutelen
jij zult keutelen
hij zal keutelen
wij zullen keutelen
jullie zullen keutelen
zij zullen keutelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekeuteld hebben
jij zult gekeuteld hebben
hij zal gekeuteld hebben
wij zullen gekeuteld hebben
jullie zullen gekeuteld hebben
zij zullen gekeuteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou keutelen
jij zou keutelen
hij zou keutelen
wij zouden keutelen
jullie zouden keutelen
zij zouden keutelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekeuteld hebben
jij zou gekeuteld hebben
hij zou gekeuteld hebben
wij zouden gekeuteld hebben
jullie zouden gekeuteld hebben
zij zouden gekeuteld hebben

Gebiedende wijs
keutel

Aanvoegende wijs
keutele

Voorbeelden

  1. Wie, wie, keutel drie.
    Who, who, a horse from the zoo.
  2. stak een keutel in zijn mond.
    put a turd in his mouth.
  3. Hou die keutel uit m' n buurt.
    Get that away from me.
  4. Als je die keutel op je lip laat groeien voor een ander, onthoud dan:
    If you are growing that excrement on your lip to please another, know this:

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden