NL: kerstenen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekerstend
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kersten jij kerstent hij kerstent wij kerstenen jullie kerstenen zij kerstenen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekerstend jij hebt gekerstend hij heeft gekerstend wij hebben gekerstend jullie hebben gekerstend zij hebben gekerstend
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kerstende jij kerstende hij kerstende wij kerstenden jullie kerstenden zij kerstenden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekerstend jij had gekerstend hij had gekerstend wij hadden gekerstend jullie hadden gekerstend zij hadden gekerstend
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kerstenen jij zult kerstenen hij zal kerstenen wij zullen kerstenen jullie zullen kerstenen zij zullen kerstenen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekerstend hebben jij zult gekerstend hebben hij zal gekerstend hebben wij zullen gekerstend hebben jullie zullen gekerstend hebben zij zullen gekerstend hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kerstenen jij zou kerstenen hij zou kerstenen wij zouden kerstenen jullie zouden kerstenen zij zouden kerstenen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekerstend hebben jij zou gekerstend hebben hij zou gekerstend hebben wij zouden gekerstend hebben jullie zouden gekerstend hebben zij zouden gekerstend hebben
|
| Gebiedende wijs |
kersten
|
| Aanvoegende wijs |
| kerstene |