Voorbeelden

1. Works in a ritzy kennel.
   Hij werkt in een Ritzy kennel.
2. Really? Working at a kennel?
   Werk je in' n kennel?
3. The council 's a kennel.
   De raad is een kennel.
4. He 's not in a kennel.
   Hij zit niet in een kennel.
5. The dog belongs in the kennel.
   De hond behoort in de kennel.
6. Too late to call the kennel.
   Te laat om het dierenasiel te bellen.
7. She should put herself in a kennel.
   Ze zou zichzelf in een kennel moeten plaatsen.
8. Or just keep them in the kennel?
   Of ze gewoon in de kennel houden?
9. He 's in the kennel, in a cage.
   Hij is... in het hondenhok, in een kooi.
10. Can we get Midnight from the kennel now?
    Gaan we nu Midnight van de kennel halen?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden