NL: karakteriseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekarakteriseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik karakteriseer jij karakteriseert hij karakteriseert wij karakteriseren jullie karakteriseren zij karakteriseren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekarakteriseerd jij hebt gekarakteriseerd hij heeft gekarakteriseerd wij hebben gekarakteriseerd jullie hebben gekarakteriseerd zij hebben gekarakteriseerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik karakteriseerde jij karakteriseerde hij karakteriseerde wij karakteriseerden jullie karakteriseerden zij karakteriseerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekarakteriseerd jij had gekarakteriseerd hij had gekarakteriseerd wij hadden gekarakteriseerd jullie hadden gekarakteriseerd zij hadden gekarakteriseerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal karakteriseren jij zult karakteriseren hij zal karakteriseren wij zullen karakteriseren jullie zullen karakteriseren zij zullen karakteriseren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekarakteriseerd hebben jij zult gekarakteriseerd hebben hij zal gekarakteriseerd hebben wij zullen gekarakteriseerd hebben jullie zullen gekarakteriseerd hebben zij zullen gekarakteriseerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou karakteriseren jij zou karakteriseren hij zou karakteriseren wij zouden karakteriseren jullie zouden karakteriseren zij zouden karakteriseren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekarakteriseerd hebben jij zou gekarakteriseerd hebben hij zou gekarakteriseerd hebben wij zouden gekarakteriseerd hebben jullie zouden gekarakteriseerd hebben zij zouden gekarakteriseerd hebben
|
Gebiedende wijs |
karakteriseer
|
Aanvoegende wijs |
karakterisere |