NL: kangoojumpen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekangoojumpt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kangoojump jij kangoojumpt hij kangoojumpt wij kangoojumpen jullie kangoojumpen zij kangoojumpen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekangoojumpt jij hebt gekangoojumpt hij heeft gekangoojumpt wij hebben gekangoojumpt jullie hebben gekangoojumpt zij hebben gekangoojumpt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kangoojumpte jij kangoojumpte hij kangoojumpte wij kangoojumpten jullie kangoojumpten zij kangoojumpten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekangoojumpt jij had gekangoojumpt hij had gekangoojumpt wij hadden gekangoojumpt jullie hadden gekangoojumpt zij hadden gekangoojumpt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kangoojumpen jij zult kangoojumpen hij zal kangoojumpen wij zullen kangoojumpen jullie zullen kangoojumpen zij zullen kangoojumpen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekangoojumpt hebben jij zult gekangoojumpt hebben hij zal gekangoojumpt hebben wij zullen gekangoojumpt hebben jullie zullen gekangoojumpt hebben zij zullen gekangoojumpt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kangoojumpen jij zou kangoojumpen hij zou kangoojumpen wij zouden kangoojumpen jullie zouden kangoojumpen zij zouden kangoojumpen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekangoojumpt hebben jij zou gekangoojumpt hebben hij zou gekangoojumpt hebben wij zouden gekangoojumpt hebben jullie zouden gekangoojumpt hebben zij zouden gekangoojumpt hebben
|
Gebiedende wijs |
kangoojump
|
Aanvoegende wijs |
kangoojumpe |