NL: kandideren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gekandideerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kandideer jij kandideert hij kandideert wij kandideren jullie kandideren zij kandideren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekandideerd jij hebt gekandideerd hij heeft gekandideerd wij hebben gekandideerd jullie hebben gekandideerd zij hebben gekandideerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kandideerde jij kandideerde hij kandideerde wij kandideerden jullie kandideerden zij kandideerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekandideerd jij had gekandideerd hij had gekandideerd wij hadden gekandideerd jullie hadden gekandideerd zij hadden gekandideerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kandideren jij zult kandideren hij zal kandideren wij zullen kandideren jullie zullen kandideren zij zullen kandideren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekandideerd hebben jij zult gekandideerd hebben hij zal gekandideerd hebben wij zullen gekandideerd hebben jullie zullen gekandideerd hebben zij zullen gekandideerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kandideren jij zou kandideren hij zou kandideren wij zouden kandideren jullie zouden kandideren zij zouden kandideren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekandideerd hebben jij zou gekandideerd hebben hij zou gekandideerd hebben wij zouden gekandideerd hebben jullie zouden gekandideerd hebben zij zouden gekandideerd hebben
|
Gebiedende wijs |
kandideer
|
Aanvoegende wijs |
kandidere |