Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: kamperen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gekampeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik kampeer
jij kampeert
hij kampeert
wij kamperen
jullie kamperen
zij kamperen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gekampeerd
jij hebt gekampeerd
hij heeft gekampeerd
wij hebben gekampeerd
jullie hebben gekampeerd
zij hebben gekampeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kampeerde
jij kampeerde
hij kampeerde
wij kampeerden
jullie kampeerden
zij kampeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gekampeerd
jij had gekampeerd
hij had gekampeerd
wij hadden gekampeerd
jullie hadden gekampeerd
zij hadden gekampeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal kamperen
jij zult kamperen
hij zal kamperen
wij zullen kamperen
jullie zullen kamperen
zij zullen kamperen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gekampeerd hebben
jij zult gekampeerd hebben
hij zal gekampeerd hebben
wij zullen gekampeerd hebben
jullie zullen gekampeerd hebben
zij zullen gekampeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou kamperen
jij zou kamperen
hij zou kamperen
wij zouden kamperen
jullie zouden kamperen
zij zouden kamperen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gekampeerd hebben
jij zou gekampeerd hebben
hij zou gekampeerd hebben
wij zouden gekampeerd hebben
jullie zouden gekampeerd hebben
zij zouden gekampeerd hebben

Gebiedende wijs
kampeer

Aanvoegende wijs
kampere

Voorbeelden

  1. Kampeer jij soms?
    Do you go camping?
  2. Ik kampeer niet eens.
    I 've never even been camping.
  3. Kampeer je bij de Secret Falls?
    Are you...? Are you camping over at Secret Falls?
  4. Ik kampeer al van af mijn achttiende maand.
    I been camping since I was 18 months old.
  5. Hoe kan je op kampeer reisje gaan en niet eens weten hoe je een tent moet opzetten?
    How do you go on a camping trip and not even know how to put up a tent?
  6. Vissen, kamperen.
    Fishing, camping.
  7. Trektochten en kamperen...
    There 's hiking and camping
  8. Kamperen op Thanksgiving?
    Camping on Thanksgiving?
  9. Zoals op kamperen.
    It 's like camping.
  10. We kamperen hier.
    We 'll camp here.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden