NL: kadastreren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gekadastreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kadastreer jij kadastreert hij kadastreert wij kadastreren jullie kadastreren zij kadastreren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gekadastreerd jij hebt gekadastreerd hij heeft gekadastreerd wij hebben gekadastreerd jullie hebben gekadastreerd zij hebben gekadastreerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kadastreerde jij kadastreerde hij kadastreerde wij kadastreerden jullie kadastreerden zij kadastreerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gekadastreerd jij had gekadastreerd hij had gekadastreerd wij hadden gekadastreerd jullie hadden gekadastreerd zij hadden gekadastreerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal kadastreren jij zult kadastreren hij zal kadastreren wij zullen kadastreren jullie zullen kadastreren zij zullen kadastreren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gekadastreerd hebben jij zult gekadastreerd hebben hij zal gekadastreerd hebben wij zullen gekadastreerd hebben jullie zullen gekadastreerd hebben zij zullen gekadastreerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou kadastreren jij zou kadastreren hij zou kadastreren wij zouden kadastreren jullie zouden kadastreren zij zouden kadastreren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gekadastreerd hebben jij zou gekadastreerd hebben hij zou gekadastreerd hebben wij zouden gekadastreerd hebben jullie zouden gekadastreerd hebben zij zouden gekadastreerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
kadastreer
|
| Aanvoegende wijs |
| kadastrere |