NL: judassen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gejudast
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik judas jij judast hij judast wij judassen jullie judassen zij judassen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gejudast jij hebt gejudast hij heeft gejudast wij hebben gejudast jullie hebben gejudast zij hebben gejudast
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik judaste jij judaste hij judaste wij judasten jullie judasten zij judasten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gejudast jij had gejudast hij had gejudast wij hadden gejudast jullie hadden gejudast zij hadden gejudast
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal judassen jij zult judassen hij zal judassen wij zullen judassen jullie zullen judassen zij zullen judassen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gejudast hebben jij zult gejudast hebben hij zal gejudast hebben wij zullen gejudast hebben jullie zullen gejudast hebben zij zullen gejudast hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou judassen jij zou judassen hij zou judassen wij zouden judassen jullie zouden judassen zij zouden judassen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gejudast hebben jij zou gejudast hebben hij zou gejudast hebben wij zouden gejudast hebben jullie zouden gejudast hebben zij zouden gejudast hebben
|
| Gebiedende wijs |
judas
|
| Aanvoegende wijs |
| judasse |