NL: ipadden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïpad
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik ipad jij ipadt hij ipadt wij ipadden jullie ipadden zij ipadden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïpad jij hebt geïpad hij heeft geïpad wij hebben geïpad jullie hebben geïpad zij hebben geïpad
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik ipadde jij ipadde hij ipadde wij ipadden jullie ipadden zij ipadden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïpad jij had geïpad hij had geïpad wij hadden geïpad jullie hadden geïpad zij hadden geïpad
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal ipadden jij zult ipadden hij zal ipadden wij zullen ipadden jullie zullen ipadden zij zullen ipadden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïpad hebben jij zult geïpad hebben hij zal geïpad hebben wij zullen geïpad hebben jullie zullen geïpad hebben zij zullen geïpad hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou ipadden jij zou ipadden hij zou ipadden wij zouden ipadden jullie zouden ipadden zij zouden ipadden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïpad hebben jij zou geïpad hebben hij zou geïpad hebben wij zouden geïpad hebben jullie zouden geïpad hebben zij zouden geïpad hebben
|
| Gebiedende wijs |
ipad
|
| Aanvoegende wijs |
| ipadde |