NL: inwinnen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ingewonnen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik win in jij wint in hij wint in wij winnen in jullie winnen in zij winnen in
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inwin dat jij inwint dat hij inwint dat wij inwinnen dat jullie inwinnen dat zij inwinnen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingewonnen jij hebt ingewonnen hij heeft ingewonnen wij hebben ingewonnen jullie hebben ingewonnen zij hebben ingewonnen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik won in jij won in hij won in wij wonnen in jullie wonnen in zij wonnen in
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inwon dat jij inwon dat hij inwon dat wij inwonnen dat jullie inwonnen dat zij inwonnen
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingewonnen jij had ingewonnen hij had ingewonnen wij hadden ingewonnen jullie hadden ingewonnen zij hadden ingewonnen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inwinnen jij zult inwinnen hij zal inwinnen wij zullen inwinnen jullie zullen inwinnen zij zullen inwinnen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingewonnen hebben jij zult ingewonnen hebben hij zal ingewonnen hebben wij zullen ingewonnen hebben jullie zullen ingewonnen hebben zij zullen ingewonnen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inwinnen jij zou inwinnen hij zou inwinnen wij zouden inwinnen jullie zouden inwinnen zij zouden inwinnen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingewonnen hebben jij zou ingewonnen hebben hij zou ingewonnen hebben wij zouden ingewonnen hebben jullie zouden ingewonnen hebben zij zouden ingewonnen hebben
|
Gebiedende wijs |
win in
|
Aanvoegende wijs |
inwinne |