Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inwilligen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingewilligd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik willig in
jij willigt in
hij willigt in
wij willigen in
jullie willigen in
zij willigen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inwillig
dat jij inwilligt
dat hij inwilligt
dat wij inwilligen
dat jullie inwilligen
dat zij inwilligen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingewilligd
jij hebt ingewilligd
hij heeft ingewilligd
wij hebben ingewilligd
jullie hebben ingewilligd
zij hebben ingewilligd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik willigde in
jij willigde in
hij willigde in
wij willigden in
jullie willigden in
zij willigden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inwilligde
dat jij inwilligde
dat hij inwilligde
dat wij inwilligden
dat jullie inwilligden
dat zij inwilligden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingewilligd
jij had ingewilligd
hij had ingewilligd
wij hadden ingewilligd
jullie hadden ingewilligd
zij hadden ingewilligd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inwilligen
jij zult inwilligen
hij zal inwilligen
wij zullen inwilligen
jullie zullen inwilligen
zij zullen inwilligen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingewilligd hebben
jij zult ingewilligd hebben
hij zal ingewilligd hebben
wij zullen ingewilligd hebben
jullie zullen ingewilligd hebben
zij zullen ingewilligd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inwilligen
jij zou inwilligen
hij zou inwilligen
wij zouden inwilligen
jullie zouden inwilligen
zij zouden inwilligen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingewilligd hebben
jij zou ingewilligd hebben
hij zou ingewilligd hebben
wij zouden ingewilligd hebben
jullie zouden ingewilligd hebben
zij zouden ingewilligd hebben

Gebiedende wijs
willig in

Aanvoegende wijs
inwillige

Voorbeelden

  1. Moeten we die inwilligen?
    Do we have to grant those?
  2. Je kunt een wens inwilligen.
    You can grant a wish.
  3. Hij zal ze niet inwilligen.
    He will not submit.
  4. De natuur zal zijn wens inwilligen.
    Nature will soon grant him his wish.
  5. Waarom zou ik je wens inwilligen?
    Why should I grant your wish?
  6. Ik zal uw diepste verlangens inwilligen.
    I 'll grant your deepest desire.
  7. Kunnen we hun eisen niet inwilligen?
    Can we refuse his demands?
  8. Dat verzoek kan ik niet inwilligen.
    That 's not a request I can grant at the moment.
  9. Waarschijnlijk zou ik... zijn of haar wensen inwilligen.
    I probably would accede to his or her wishes.
  10. Laat dan een andermans zwaard de wens inwilligen.
    Then let another man 's blade grant it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden