NL: invullen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ingevuld
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik vul in jij vult in hij vult in wij vullen in jullie vullen in zij vullen in
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik invul dat jij invult dat hij invult dat wij invullen dat jullie invullen dat zij invullen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingevuld jij hebt ingevuld hij heeft ingevuld wij hebben ingevuld jullie hebben ingevuld zij hebben ingevuld
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik vulde in jij vulde in hij vulde in wij vulden in jullie vulden in zij vulden in
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik invulde dat jij invulde dat hij invulde dat wij invulden dat jullie invulden dat zij invulden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingevuld jij had ingevuld hij had ingevuld wij hadden ingevuld jullie hadden ingevuld zij hadden ingevuld
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal invullen jij zult invullen hij zal invullen wij zullen invullen jullie zullen invullen zij zullen invullen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingevuld hebben jij zult ingevuld hebben hij zal ingevuld hebben wij zullen ingevuld hebben jullie zullen ingevuld hebben zij zullen ingevuld hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou invullen jij zou invullen hij zou invullen wij zouden invullen jullie zouden invullen zij zouden invullen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingevuld hebben jij zou ingevuld hebben hij zou ingevuld hebben wij zouden ingevuld hebben jullie zouden ingevuld hebben zij zouden ingevuld hebben
|
| Gebiedende wijs |
vul in
|
| Aanvoegende wijs |
| invulle |