Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: invriezen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingevroren

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik vries in
jij vriest in
hij vriest in
wij vriezen in
jullie vriezen in
zij vriezen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik invries
dat jij invriest
dat hij invriest
dat wij invriezen
dat jullie invriezen
dat zij invriezen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingevroren
jij hebt ingevroren
hij heeft ingevroren
wij hebben ingevroren
jullie hebben ingevroren
zij hebben ingevroren

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik vroor in
jij vroor in
hij vroor in
wij vroren in
jullie vroren in
zij vroren in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik invroor
dat jij invroor
dat hij invroor
dat wij invroren
dat jullie invroren
dat zij invroren

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingevroren
jij had ingevroren
hij had ingevroren
wij hadden ingevroren
jullie hadden ingevroren
zij hadden ingevroren

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal invriezen
jij zult invriezen
hij zal invriezen
wij zullen invriezen
jullie zullen invriezen
zij zullen invriezen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingevroren hebben
jij zult ingevroren hebben
hij zal ingevroren hebben
wij zullen ingevroren hebben
jullie zullen ingevroren hebben
zij zullen ingevroren hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou invriezen
jij zou invriezen
hij zou invriezen
wij zouden invriezen
jullie zouden invriezen
zij zouden invriezen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingevroren hebben
jij zou ingevroren hebben
hij zou ingevroren hebben
wij zouden ingevroren hebben
jullie zouden ingevroren hebben
zij zouden ingevroren hebben

Gebiedende wijs
invries

Aanvoegende wijs
invrieze

Voorbeelden

  1. Ted Williams. Invriezen.
    Ted Williams, Cryogenics.
  2. Een vrouwenlichaam invriezen?
    Freezing a woman 's body?
  3. Laten we' m invriezen.
    We should freeze him.
  4. Je wilt me invriezen.
    You wanna freeze me.
  5. Ik moet' t paleis invriezen.
    I have to seal the Fort with ice.
  6. Het wil zich nu invriezen.
    It wants to freeze now.
  7. Hebt u van invriezen gehoord?
    Haven 't you heard of cryonics?
  8. Het probleem was het invriezen.
    The problem was freezing.
  9. Je kunt het koken, invriezen en...
    You can cook them, freeze them and...
  10. Nou, je kan dat altijd invriezen.
    Well, you can always freeze that.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden