NL: investeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geïnvesteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik investeer jij investeert hij investeert wij investeren jullie investeren zij investeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnvesteerd jij hebt geïnvesteerd hij heeft geïnvesteerd wij hebben geïnvesteerd jullie hebben geïnvesteerd zij hebben geïnvesteerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik investeerde jij investeerde hij investeerde wij investeerden jullie investeerden zij investeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnvesteerd jij had geïnvesteerd hij had geïnvesteerd wij hadden geïnvesteerd jullie hadden geïnvesteerd zij hadden geïnvesteerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal investeren jij zult investeren hij zal investeren wij zullen investeren jullie zullen investeren zij zullen investeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnvesteerd hebben jij zult geïnvesteerd hebben hij zal geïnvesteerd hebben wij zullen geïnvesteerd hebben jullie zullen geïnvesteerd hebben zij zullen geïnvesteerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou investeren jij zou investeren hij zou investeren wij zouden investeren jullie zouden investeren zij zouden investeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnvesteerd hebben jij zou geïnvesteerd hebben hij zou geïnvesteerd hebben wij zouden geïnvesteerd hebben jullie zouden geïnvesteerd hebben zij zouden geïnvesteerd hebben
|
Gebiedende wijs |
investeer
|
Aanvoegende wijs |
investere |