Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: intrappen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingetrapt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik trap in
jij trapt in
hij trapt in
wij trappen in
jullie trappen in
zij trappen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik intrap
dat jij intrapt
dat hij intrapt
dat wij intrappen
dat jullie intrappen
dat zij intrappen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingetrapt
jij hebt ingetrapt
hij heeft ingetrapt
wij hebben ingetrapt
jullie hebben ingetrapt
zij hebben ingetrapt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik trapte in
jij trapte in
hij trapte in
wij trapten in
jullie trapten in
zij trapten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik intrapte
dat jij intrapte
dat hij intrapte
dat wij intrapten
dat jullie intrapten
dat zij intrapten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingetrapt
jij had ingetrapt
hij had ingetrapt
wij hadden ingetrapt
jullie hadden ingetrapt
zij hadden ingetrapt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal intrappen
jij zult intrappen
hij zal intrappen
wij zullen intrappen
jullie zullen intrappen
zij zullen intrappen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingetrapt hebben
jij zult ingetrapt hebben
hij zal ingetrapt hebben
wij zullen ingetrapt hebben
jullie zullen ingetrapt hebben
zij zullen ingetrapt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou intrappen
jij zou intrappen
hij zou intrappen
wij zouden intrappen
jullie zouden intrappen
zij zouden intrappen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingetrapt hebben
jij zou ingetrapt hebben
hij zou ingetrapt hebben
wij zouden ingetrapt hebben
jullie zouden ingetrapt hebben
zij zouden ingetrapt hebben

Gebiedende wijs
trap in

Aanvoegende wijs
intrappe

Voorbeelden

  1. Ik trap in een konijnenhol.
    Going down the rabbit hole.
  2. Een trap in de ballen?
    A kick in the groin?
  3. Ik zat tegenover de trap in...
    I was across the stair from...
  4. Is dat geen trap in tegen hoofd?
    Ain 't that a kick in the head?
  5. Je krijgt' n trap in je ballen.
    I 'll kick you in the nuts!
  6. Wou je een trap in je ballen?
    How about I kick you in the balls instead?
  7. Ik viel van de trap in de schuit.
    I fell downstairs on the vessel.
  8. Nu, dat is een trap in het kruis.
    Well, that is a kick in the pants.
  9. Ik wil hem een trap in zijn kruis geven.
    I 'm about to kick his balls up into his throat.
  10. ik heb de meest machtige trap in het universum!
    L got the most powerful kick in the universe!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden