NL: intoneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïntoneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik intoneer jij intoneert hij intoneert wij intoneren jullie intoneren zij intoneren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïntoneerd jij hebt geïntoneerd hij heeft geïntoneerd wij hebben geïntoneerd jullie hebben geïntoneerd zij hebben geïntoneerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik intoneerde jij intoneerde hij intoneerde wij intoneerden jullie intoneerden zij intoneerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïntoneerd jij had geïntoneerd hij had geïntoneerd wij hadden geïntoneerd jullie hadden geïntoneerd zij hadden geïntoneerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal intoneren jij zult intoneren hij zal intoneren wij zullen intoneren jullie zullen intoneren zij zullen intoneren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïntoneerd hebben jij zult geïntoneerd hebben hij zal geïntoneerd hebben wij zullen geïntoneerd hebben jullie zullen geïntoneerd hebben zij zullen geïntoneerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou intoneren jij zou intoneren hij zou intoneren wij zouden intoneren jullie zouden intoneren zij zouden intoneren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïntoneerd hebben jij zou geïntoneerd hebben hij zou geïntoneerd hebben wij zouden geïntoneerd hebben jullie zouden geïntoneerd hebben zij zouden geïntoneerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
intoneer
|
| Aanvoegende wijs |
| intonere |