NL: intomen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ingetoomd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik toom in jij toomt in hij toomt in wij stomen in jullie stomen in zij stomen in
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik intoom dat jij intoomt dat hij intoomt dat wij instomen dat jullie instomen dat zij instomen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingetoomd jij hebt ingetoomd hij heeft ingetoomd wij hebben ingetoomd jullie hebben ingetoomd zij hebben ingetoomd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik toomde in jij toomde in hij toomde in wij toomden in jullie toomden in zij toomden in
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik intoomde dat jij intoomde dat hij intoomde dat wij intoomden dat jullie intoomden dat zij intoomden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingetoomd jij had ingetoomd hij had ingetoomd wij hadden ingetoomd jullie hadden ingetoomd zij hadden ingetoomd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal intomen jij zult intomen hij zal intomen wij zullen intomen jullie zullen intomen zij zullen intomen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingetoomd hebben jij zult ingetoomd hebben hij zal ingetoomd hebben wij zullen ingetoomd hebben jullie zullen ingetoomd hebben zij zullen ingetoomd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou intomen jij zou intomen hij zou intomen wij zouden intomen jullie zouden intomen zij zouden intomen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingetoomd hebben jij zou ingetoomd hebben hij zou ingetoomd hebben wij zouden ingetoomd hebben jullie zouden ingetoomd hebben zij zouden ingetoomd hebben
|
Gebiedende wijs |
toom in
|
Aanvoegende wijs |
intome |