NL: interpungeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geïnterpungeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik interpungeer jij interpungeert hij interpungeert wij interpungeren jullie interpungeren zij interpungeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnterpungeerd jij hebt geïnterpungeerd hij heeft geïnterpungeerd wij hebben geïnterpungeerd jullie hebben geïnterpungeerd zij hebben geïnterpungeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik interpungeerde jij interpungeerde hij interpungeerde wij interpungeerden jullie interpungeerden zij interpungeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnterpungeerd jij had geïnterpungeerd hij had geïnterpungeerd wij hadden geïnterpungeerd jullie hadden geïnterpungeerd zij hadden geïnterpungeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal interpungeren jij zult interpungeren hij zal interpungeren wij zullen interpungeren jullie zullen interpungeren zij zullen interpungeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnterpungeerd hebben jij zult geïnterpungeerd hebben hij zal geïnterpungeerd hebben wij zullen geïnterpungeerd hebben jullie zullen geïnterpungeerd hebben zij zullen geïnterpungeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou interpungeren jij zou interpungeren hij zou interpungeren wij zouden interpungeren jullie zouden interpungeren zij zouden interpungeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnterpungeerd hebben jij zou geïnterpungeerd hebben hij zou geïnterpungeerd hebben wij zouden geïnterpungeerd hebben jullie zouden geïnterpungeerd hebben zij zouden geïnterpungeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
interpungeer
|
Aanvoegende wijs |
interpungere |