NL: interpoleren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïnterpoleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik interpoleer jij interpoleert hij interpoleert wij interpoleren jullie interpoleren zij interpoleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnterpoleerd jij hebt geïnterpoleerd hij heeft geïnterpoleerd wij hebben geïnterpoleerd jullie hebben geïnterpoleerd zij hebben geïnterpoleerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik interpoleerde jij interpoleerde hij interpoleerde wij interpoleerden jullie interpoleerden zij interpoleerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnterpoleerd jij had geïnterpoleerd hij had geïnterpoleerd wij hadden geïnterpoleerd jullie hadden geïnterpoleerd zij hadden geïnterpoleerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal interpoleren jij zult interpoleren hij zal interpoleren wij zullen interpoleren jullie zullen interpoleren zij zullen interpoleren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnterpoleerd hebben jij zult geïnterpoleerd hebben hij zal geïnterpoleerd hebben wij zullen geïnterpoleerd hebben jullie zullen geïnterpoleerd hebben zij zullen geïnterpoleerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou interpoleren jij zou interpoleren hij zou interpoleren wij zouden interpoleren jullie zouden interpoleren zij zouden interpoleren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnterpoleerd hebben jij zou geïnterpoleerd hebben hij zou geïnterpoleerd hebben wij zouden geïnterpoleerd hebben jullie zouden geïnterpoleerd hebben zij zouden geïnterpoleerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
interpoleer
|
| Aanvoegende wijs |
| interpolere |