NL: interneren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geïnterneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik interneer jij interneert hij interneert wij interneren jullie interneren zij interneren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnterneerd jij hebt geïnterneerd hij heeft geïnterneerd wij hebben geïnterneerd jullie hebben geïnterneerd zij hebben geïnterneerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik interneerde jij interneerde hij interneerde wij interneerden jullie interneerden zij interneerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnterneerd jij had geïnterneerd hij had geïnterneerd wij hadden geïnterneerd jullie hadden geïnterneerd zij hadden geïnterneerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal interneren jij zult interneren hij zal interneren wij zullen interneren jullie zullen interneren zij zullen interneren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnterneerd hebben jij zult geïnterneerd hebben hij zal geïnterneerd hebben wij zullen geïnterneerd hebben jullie zullen geïnterneerd hebben zij zullen geïnterneerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou interneren jij zou interneren hij zou interneren wij zouden interneren jullie zouden interneren zij zouden interneren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnterneerd hebben jij zou geïnterneerd hebben hij zou geïnterneerd hebben wij zouden geïnterneerd hebben jullie zouden geïnterneerd hebben zij zouden geïnterneerd hebben
|
Gebiedende wijs |
interneer
|
Aanvoegende wijs |
internere |