NL: interfereren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïnterfereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik interfereer jij interfereert hij interfereert wij interfereren jullie interfereren zij interfereren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnterfereerd jij hebt geïnterfereerd hij heeft geïnterfereerd wij hebben geïnterfereerd jullie hebben geïnterfereerd zij hebben geïnterfereerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik interfereerde jij interfereerde hij interfereerde wij interfereerden jullie interfereerden zij interfereerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnterfereerd jij had geïnterfereerd hij had geïnterfereerd wij hadden geïnterfereerd jullie hadden geïnterfereerd zij hadden geïnterfereerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal interfereren jij zult interfereren hij zal interfereren wij zullen interfereren jullie zullen interfereren zij zullen interfereren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnterfereerd hebben jij zult geïnterfereerd hebben hij zal geïnterfereerd hebben wij zullen geïnterfereerd hebben jullie zullen geïnterfereerd hebben zij zullen geïnterfereerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou interfereren jij zou interfereren hij zou interfereren wij zouden interfereren jullie zouden interfereren zij zouden interfereren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnterfereerd hebben jij zou geïnterfereerd hebben hij zou geïnterfereerd hebben wij zouden geïnterfereerd hebben jullie zouden geïnterfereerd hebben zij zouden geïnterfereerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
interfereer
|
| Aanvoegende wijs |
| interferere |