NL: intensifiëren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïntensifieerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik intensifieer jij intensifieert hij intensifieert wij intensifiëren jullie intensifiëren zij intensifiëren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïntensifieerd jij hebt geïntensifieerd hij heeft geïntensifieerd wij hebben geïntensifieerd jullie hebben geïntensifieerd zij hebben geïntensifieerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik intensifieerde jij intensifieerde hij intensifieerde wij intensifieerden jullie intensifieerden zij intensifieerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïntensifieerd jij had geïntensifieerd hij had geïntensifieerd wij hadden geïntensifieerd jullie hadden geïntensifieerd zij hadden geïntensifieerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal intensifiëren jij zult intensifiëren hij zal intensifiëren wij zullen intensifiëren jullie zullen intensifiëren zij zullen intensifiëren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïntensifieerd hebben jij zult geïntensifieerd hebben hij zal geïntensifieerd hebben wij zullen geïntensifieerd hebben jullie zullen geïntensifieerd hebben zij zullen geïntensifieerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou intensifiëren jij zou intensifiëren hij zou intensifiëren wij zouden intensifiëren jullie zouden intensifiëren zij zouden intensifiëren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïntensifieerd hebben jij zou geïntensifieerd hebben hij zou geïntensifieerd hebben wij zouden geïntensifieerd hebben jullie zouden geïntensifieerd hebben zij zouden geïntensifieerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
intensifieer
|
| Aanvoegende wijs |
| intensifiëre |