Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: instuderen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingestudeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik studeer in
jij studeert in
hij studeert in
wij studeren in
jullie studeren in
zij studeren in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instudeer
dat jij instudeert
dat hij instudeert
dat wij instuderen
dat jullie instuderen
dat zij instuderen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingestudeerd
jij hebt ingestudeerd
hij heeft ingestudeerd
wij hebben ingestudeerd
jullie hebben ingestudeerd
zij hebben ingestudeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik studeerde in
jij studeerde in
hij studeerde in
wij studeerden in
jullie studeerden in
zij studeerden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instudeerde
dat jij instudeerde
dat hij instudeerde
dat wij instudeerden
dat jullie instudeerden
dat zij instudeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingestudeerd
jij had ingestudeerd
hij had ingestudeerd
wij hadden ingestudeerd
jullie hadden ingestudeerd
zij hadden ingestudeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal instuderen
jij zult instuderen
hij zal instuderen
wij zullen instuderen
jullie zullen instuderen
zij zullen instuderen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingestudeerd hebben
jij zult ingestudeerd hebben
hij zal ingestudeerd hebben
wij zullen ingestudeerd hebben
jullie zullen ingestudeerd hebben
zij zullen ingestudeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou instuderen
jij zou instuderen
hij zou instuderen
wij zouden instuderen
jullie zouden instuderen
zij zouden instuderen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingestudeerd hebben
jij zou ingestudeerd hebben
hij zou ingestudeerd hebben
wij zouden ingestudeerd hebben
jullie zouden ingestudeerd hebben
zij zouden ingestudeerd hebben

Gebiedende wijs
studeer in

Aanvoegende wijs
instudere

Voorbeelden

  1. Studeer in de woonkamer.
    Study in the living room.
  2. Ik studeer in het buitenland.
    I study abroad.
  3. Zij denken dat ik nog steeds studeer in Minnesota.
    They still think I 'm in school in Minnesota.
  4. instuderen van een sonate
    practise a sonata
  5. Ik moet dit instuderen.
    I really need to learn this.
  6. Ik moet nieuwe liedjes instuderen.
    I 'm learning new lyrics.
  7. Dat u haar dat stuk helpt instuderen.
    For teaching her that piece.
  8. Ik probeerde de band zelfs een cover te laten instuderen.
    I actually tired to get the group to work out a cover song.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden