Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: instorten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingestort

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stort in
jij stort in
hij stort in
wij storten in
jullie storten in
zij storten in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instort
dat jij instort
dat hij instort
dat wij instorten
dat jullie instorten
dat zij instorten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben ingestort
jij bent ingestort
hij is ingestort
wij zijn ingestort
jullie zijn ingestort
zij zijn ingestort

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stortte in
jij stortte in
hij stortte in
wij stortten in
jullie stortten in
zij stortten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instortte
dat jij instortte
dat hij instortte
dat wij instortten
dat jullie instortten
dat zij instortten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was ingestort
jij was ingestort
hij was ingestort
wij waren ingestort
jullie waren ingestort
zij waren ingestort

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal instorten
jij zult instorten
hij zal instorten
wij zullen instorten
jullie zullen instorten
zij zullen instorten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingestort zijn
jij zult ingestort zijn
hij zal ingestort zijn
wij zullen ingestort zijn
jullie zullen ingestort zijn
zij zullen ingestort zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou instorten
jij zou instorten
hij zou instorten
wij zouden instorten
jullie zouden instorten
zij zouden instorten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingestort zijn
jij zou ingestort zijn
hij zou ingestort zijn
wij zouden ingestort zijn
jullie zouden ingestort zijn
zij zouden ingestort zijn

Gebiedende wijs
stort in

Aanvoegende wijs
instorte

Voorbeelden

  1. Realiteit stort in.
    Reality 's collapsing.
  2. Het gebouw stort in.
    The building 's collapsing.
  3. De grot stort in!
    The cave is collapsing!
  4. De prijs stort in!
    The price is crashing!
  5. Midden order stort in.
    Middle-order collapse.
  6. Het gravitonkielzog stort in.
    Graviton-wake field is collapsing.
  7. De buffel stort in.
    The buffalo collapses.
  8. De brug stort in.
    The bridge is falling down!
  9. De gang stort in!
    She 's coming down!
  10. Het gebouw stort in.
    Building 's falling down.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden