Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: instappen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingestapt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik stap in
jij stapt in
hij stapt in
wij stappen in
jullie stappen in
zij stappen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instap
dat jij instapt
dat hij instapt
dat wij instappen
dat jullie instappen
dat zij instappen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben ingestapt
jij bent ingestapt
hij is ingestapt
wij zijn ingestapt
jullie zijn ingestapt
zij zijn ingestapt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stapte in
jij stapte in
hij stapte in
wij stapten in
jullie stapten in
zij stapten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instapte
dat jij instapte
dat hij instapte
dat wij instapten
dat jullie instapten
dat zij instapten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was ingestapt
jij was ingestapt
hij was ingestapt
wij waren ingestapt
jullie waren ingestapt
zij waren ingestapt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal instappen
jij zult instappen
hij zal instappen
wij zullen instappen
jullie zullen instappen
zij zullen instappen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingestapt zijn
jij zult ingestapt zijn
hij zal ingestapt zijn
wij zullen ingestapt zijn
jullie zullen ingestapt zijn
zij zullen ingestapt zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou instappen
jij zou instappen
hij zou instappen
wij zouden instappen
jullie zouden instappen
zij zouden instappen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingestapt zijn
jij zou ingestapt zijn
hij zou ingestapt zijn
wij zouden ingestapt zijn
jullie zouden ingestapt zijn
zij zouden ingestapt zijn

Gebiedende wijs
stap in

Aanvoegende wijs
instappe

Voorbeelden

  1. Stap in, stap in.
    Get in there, get in there.
  2. Stap in, stap in! Snel!
    Get in, get in the car!
  3. Stap in, Tata. Stap in.
    Get in, Tata, get in.
  4. Stap in Robert, stap in.
    Get in Robert, Get in.
  5. Vooruit, stap in.
    Forward, step in.
  6. Stap in, sergeant.
    Get in, sergeant!
  7. Stap in, jongens.
    Come on in, boys.
  8. Vooruit, stap in.
    Go on, climb aboard.
  9. Francine, stap in.
    Francine, get in the car.
  10. Natuurlijk. Stap in.
    Of course, get in.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden