Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: instaan

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingestaan

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sta in
jij staat in
hij staat in
wij staan in
jullie staan in
zij staan in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insta
dat jij instaat
dat hij instaat
dat wij instaan
dat jullie instaan
dat zij instaan

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingestaan
jij hebt ingestaan
hij heeft ingestaan
wij hebben ingestaan
jullie hebben ingestaan
zij hebben ingestaan

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik stond in
jij stond in
hij stond in
wij stonden in
jullie stonden in
zij stonden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik instond
dat jij instond
dat hij instond
dat wij instonden
dat jullie instonden
dat zij instonden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingestaan
jij had ingestaan
hij had ingestaan
wij hadden ingestaan
jullie hadden ingestaan
zij hadden ingestaan

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal instaan
jij zult instaan
hij zal instaan
wij zullen instaan
jullie zullen instaan
zij zullen instaan

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingestaan hebben
jij zult ingestaan hebben
hij zal ingestaan hebben
wij zullen ingestaan hebben
jullie zullen ingestaan hebben
zij zullen ingestaan hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou instaan
jij zou instaan
hij zou instaan
wij zouden instaan
jullie zouden instaan
zij zouden instaan

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingestaan hebben
jij zou ingestaan hebben
hij zou ingestaan hebben
wij zouden ingestaan hebben
jullie zouden ingestaan hebben
zij zouden ingestaan hebben

Gebiedende wijs
sta in

Aanvoegende wijs
insta

Voorbeelden

  1. Ik sta in tweestrijd.
    I just feel so torn.
  2. Ik sta in mijn appartement...
    This is my apartment.
  3. Ik sta in voor haar.
    I 'll vouch for her.
  4. Sorry, ik sta in brand.
    Sorry. I have the burning.
  5. Ik sta in de lift.
    I 'm in the elevator.
  6. Ik sta in de file.
    Stuck in traffic.
  7. Ik sta in het midden.
    That 's me in the middle.
  8. Ik sta in de regen.
    l 'm waiting in the rain.
  9. Ik sta in je plicht.
    I 'm in your duty.
  10. Ik sta in hun bestand.
    I 'm still on their mailing list.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden