Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: insnoeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingesnoerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik snoer in
jij snoert in
hij snoert in
wij snoeren in
jullie snoeren in
zij snoeren in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insnoer
dat jij insnoert
dat hij insnoert
dat wij insnoeren
dat jullie insnoeren
dat zij insnoeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingesnoerd
jij hebt ingesnoerd
hij heeft ingesnoerd
wij hebben ingesnoerd
jullie hebben ingesnoerd
zij hebben ingesnoerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik snoerde in
jij snoerde in
hij snoerde in
wij snoerden in
jullie snoerden in
zij snoerden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insnoerde
dat jij insnoerde
dat hij insnoerde
dat wij insnoerden
dat jullie insnoerden
dat zij insnoerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingesnoerd
jij had ingesnoerd
hij had ingesnoerd
wij hadden ingesnoerd
jullie hadden ingesnoerd
zij hadden ingesnoerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal insnoeren
jij zult insnoeren
hij zal insnoeren
wij zullen insnoeren
jullie zullen insnoeren
zij zullen insnoeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingesnoerd hebben
jij zult ingesnoerd hebben
hij zal ingesnoerd hebben
wij zullen ingesnoerd hebben
jullie zullen ingesnoerd hebben
zij zullen ingesnoerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou insnoeren
jij zou insnoeren
hij zou insnoeren
wij zouden insnoeren
jullie zouden insnoeren
zij zouden insnoeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingesnoerd hebben
jij zou ingesnoerd hebben
hij zou ingesnoerd hebben
wij zouden ingesnoerd hebben
jullie zouden ingesnoerd hebben
zij zouden ingesnoerd hebben

Gebiedende wijs
snoer in

Aanvoegende wijs
insnoere

Voorbeelden

  1. Oh, nee, de video snoer in de auto!
    Oh, no, the video cord 's in the car!
  2. U kunt zien waar het snoer in de nek gedrongen is.
    You can see where the ligature has bitten into the neck.
  3. De man met het snoer in z' n hoofd in de kelder van haar moeders werk.
    The man with the cord in his head in the basement of her mother 's work.
  4. Hé, kun je mijn zoon insnoeren?
    Ace, you wanna wire my boy up here?
  5. Dus houd stil terwijl we je insnoeren.
    So hold still while we wrap you up.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden