Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: insneeuwen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingesneeuwd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sneeuw in
jij sneeuwt in
hij sneeuwt in
wij sneeuwen in
jullie sneeuwen in
zij sneeuwen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insneeuw
dat jij insneeuwt
dat hij insneeuwt
dat wij insneeuwen
dat jullie insneeuwen
dat zij insneeuwen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingesneeuwd
jij hebt ingesneeuwd
hij heeft ingesneeuwd
wij hebben ingesneeuwd
jullie hebben ingesneeuwd
zij hebben ingesneeuwd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sneeuwde in
jij sneeuwde in
hij sneeuwde in
wij sneeuwden in
jullie sneeuwden in
zij sneeuwden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insneeuwde
dat jij insneeuwde
dat hij insneeuwde
dat wij insneeuwden
dat jullie insneeuwden
dat zij insneeuwden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingesneeuwd
jij had ingesneeuwd
hij had ingesneeuwd
wij hadden ingesneeuwd
jullie hadden ingesneeuwd
zij hadden ingesneeuwd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal insneeuwen
jij zult insneeuwen
hij zal insneeuwen
wij zullen insneeuwen
jullie zullen insneeuwen
zij zullen insneeuwen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingesneeuwd hebben
jij zult ingesneeuwd hebben
hij zal ingesneeuwd hebben
wij zullen ingesneeuwd hebben
jullie zullen ingesneeuwd hebben
zij zullen ingesneeuwd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou insneeuwen
jij zou insneeuwen
hij zou insneeuwen
wij zouden insneeuwen
jullie zouden insneeuwen
zij zouden insneeuwen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingesneeuwd hebben
jij zou ingesneeuwd hebben
hij zou ingesneeuwd hebben
wij zouden ingesneeuwd hebben
jullie zouden ingesneeuwd hebben
zij zouden ingesneeuwd hebben

Gebiedende wijs
sneeuw in

Aanvoegende wijs
insneeuwe

Voorbeelden

  1. Terug de sneeuw in?
    Back in the snow?
  2. Sneeuw in Zuid-Californië.
    It 's snowing in SoCal.
  3. Hier is alleen sneeuw in de lucht.
    All we have in the air is snow.
  4. Zo puur als de sneeuw in New York
    She 's pure as New York snow
  5. Hij gaat naar' t noorden, de sneeuw in.
    He 'll be heading North, up to the snow in the Kruger Pass.
  6. Er valt onbehoorlijk veel sneeuw in de vallei.
    It snows ungodly amounts in the valley.
  7. Al maanden valt er sneeuw in dit bos.
    Snow falls in this forest for months on end.
  8. Er was een kritische massa sneeuw in dat huis.
    There was a critical mass of snow at the house.
  9. Er zijn veel verschillende woorden voor sneeuw in mijn taal.
    There are so many different words for snow in my other language.
  10. Zeven van de zeven zijn mee de sneeuw in genomen.
    Seven out of seven were taken in the snow.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden