Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: insmeren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingesmeerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik smeer in
jij smeert in
hij smeert in
wij smeren in
jullie smeren in
zij smeren in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insmeer
dat jij insmeert
dat hij insmeert
dat wij insmeren
dat jullie insmeren
dat zij insmeren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingesmeerd
jij hebt ingesmeerd
hij heeft ingesmeerd
wij hebben ingesmeerd
jullie hebben ingesmeerd
zij hebben ingesmeerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik smeerde in
jij smeerde in
hij smeerde in
wij smeerden in
jullie smeerden in
zij smeerden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik insmeerde
dat jij insmeerde
dat hij insmeerde
dat wij insmeerden
dat jullie insmeerden
dat zij insmeerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingesmeerd
jij had ingesmeerd
hij had ingesmeerd
wij hadden ingesmeerd
jullie hadden ingesmeerd
zij hadden ingesmeerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal insmeren
jij zult insmeren
hij zal insmeren
wij zullen insmeren
jullie zullen insmeren
zij zullen insmeren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingesmeerd hebben
jij zult ingesmeerd hebben
hij zal ingesmeerd hebben
wij zullen ingesmeerd hebben
jullie zullen ingesmeerd hebben
zij zullen ingesmeerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou insmeren
jij zou insmeren
hij zou insmeren
wij zouden insmeren
jullie zouden insmeren
zij zouden insmeren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingesmeerd hebben
jij zou ingesmeerd hebben
hij zou ingesmeerd hebben
wij zouden ingesmeerd hebben
jullie zouden ingesmeerd hebben
zij zouden ingesmeerd hebben

Gebiedende wijs
smeer in

Aanvoegende wijs
insmere

Voorbeelden

  1. insmeren
    dub
  2. Wil je mij insmeren?
    Want to put it on me?
  3. Zal ik je insmeren?
    Want some sun lotion?
  4. Ik moet me insmeren.
    I need to moisturize.
  5. Dan kan ik je insmeren.
    I 'll even help you put it on.
  6. Gewoon insmeren en daarna intapen.
    Just rub it in and tape your ankle up.
  7. Wanneer ga je het insmeren?
    When do you anoint it?
  8. Je moet het blijven insmeren.
    It 's good to keep it lubricated.
  9. Ze zal mijn paal willen insmeren...
    ¶ My pole she 'll want to be greasing,
  10. Wil je mijn rug even insmeren?
    Would you put some sunscreen on my back?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden