NL: insinueren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïnsinueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik insinueer jij insinueert hij insinueert wij insinueren jullie insinueren zij insinueren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnsinueerd jij hebt geïnsinueerd hij heeft geïnsinueerd wij hebben geïnsinueerd jullie hebben geïnsinueerd zij hebben geïnsinueerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik insinueerde jij insinueerde hij insinueerde wij insinueerden jullie insinueerden zij insinueerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnsinueerd jij had geïnsinueerd hij had geïnsinueerd wij hadden geïnsinueerd jullie hadden geïnsinueerd zij hadden geïnsinueerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal insinueren jij zult insinueren hij zal insinueren wij zullen insinueren jullie zullen insinueren zij zullen insinueren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnsinueerd hebben jij zult geïnsinueerd hebben hij zal geïnsinueerd hebben wij zullen geïnsinueerd hebben jullie zullen geïnsinueerd hebben zij zullen geïnsinueerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou insinueren jij zou insinueren hij zou insinueren wij zouden insinueren jullie zouden insinueren zij zouden insinueren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnsinueerd hebben jij zou geïnsinueerd hebben hij zou geïnsinueerd hebben wij zouden geïnsinueerd hebben jullie zouden geïnsinueerd hebben zij zouden geïnsinueerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
insinueer
|
| Aanvoegende wijs |
| insinuere |