Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inschepen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingescheept

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scheep in
jij scheept in
hij scheept in
wij schepen in
jullie schepen in
zij schepen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inscheep
dat jij inscheept
dat hij inscheept
dat wij inschepen
dat jullie inschepen
dat zij inschepen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingescheept
jij hebt ingescheept
hij heeft ingescheept
wij hebben ingescheept
jullie hebben ingescheept
zij hebben ingescheept

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik scheepte in
jij scheepte in
hij scheepte in
wij scheepten in
jullie scheepten in
zij scheepten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inscheepte
dat jij inscheepte
dat hij inscheepte
dat wij inscheepten
dat jullie inscheepten
dat zij inscheepten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingescheept
jij had ingescheept
hij had ingescheept
wij hadden ingescheept
jullie hadden ingescheept
zij hadden ingescheept

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inschepen
jij zult inschepen
hij zal inschepen
wij zullen inschepen
jullie zullen inschepen
zij zullen inschepen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingescheept hebben
jij zult ingescheept hebben
hij zal ingescheept hebben
wij zullen ingescheept hebben
jullie zullen ingescheept hebben
zij zullen ingescheept hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inschepen
jij zou inschepen
hij zou inschepen
wij zouden inschepen
jullie zouden inschepen
zij zouden inschepen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingescheept hebben
jij zou ingescheept hebben
hij zou ingescheept hebben
wij zouden ingescheept hebben
jullie zouden ingescheept hebben
zij zouden ingescheept hebben

Gebiedende wijs
scheep in

Aanvoegende wijs
inschepe

Voorbeelden

  1. Mijn eskader moet morgen inschepen.
    My squadron ships out tomorrow.
  2. Inschepen van de last-minute-passagiers...
    Now boarding standby passengers...
  3. Het spijt me, maar we moeten inschepen.
    I 'm sorry, but my plane is boarding.
  4. Ik ging bijna inschepen op de boot.
    I was literally about to get on the boat.
  5. Vandaag zou mijn vader inschepen op dat schip.
    Today 's the day my father 's supposed to be boarding that ship.
  6. Vlucht 21 naar Roanoke: inschepen aan gate 2
    Flight 21 to Roanoke is now boarding from Gate 2.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden