Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inrijden

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingereden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik rijd in
jij rijdt in
hij rijdt in
wij rijden in
jullie rijden in
zij rijden in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inrijd
dat jij inrijdt
dat hij inrijdt
dat wij inrijden
dat jullie inrijden
dat zij inrijden

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingereden
jij hebt ingereden
hij heeft ingereden
wij hebben ingereden
jullie hebben ingereden
zij hebben ingereden

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik reed in
jij reed in
hij reed in
wij reden in
jullie reden in
zij reden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inreed
dat jij inreed
dat hij inreed
dat wij inreden
dat jullie inreden
dat zij inreden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingereden
jij had ingereden
hij had ingereden
wij hadden ingereden
jullie hadden ingereden
zij hadden ingereden

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inrijden
jij zult inrijden
hij zal inrijden
wij zullen inrijden
jullie zullen inrijden
zij zullen inrijden

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingereden hebben
jij zult ingereden hebben
hij zal ingereden hebben
wij zullen ingereden hebben
jullie zullen ingereden hebben
zij zullen ingereden hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inrijden
jij zou inrijden
hij zou inrijden
wij zouden inrijden
jullie zouden inrijden
zij zouden inrijden

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingereden hebben
jij zou ingereden hebben
hij zou ingereden hebben
wij zouden ingereden hebben
jullie zouden ingereden hebben
zij zouden ingereden hebben

Gebiedende wijs
rijd in

Aanvoegende wijs
inrijde

Voorbeelden

  1. Ik rijd in een minibusje.
    I drive a minivan.
  2. Jij rijd in mijn wagen.
    You drive my car.
  3. Ik rijd in' n ambulance.
    I drive an ambulance.
  4. Ik rijd in zijn plaats.
    I 'll ride in his place.
  5. Ik rijd in een echte auto.
    I 'm driving a real car!
  6. Alleen ik rijd in dit prinsesje.
    No one drives the princess but me.
  7. Je rijd in een rode 1988 Alfa Romeo.
    You drive a red 1988 Alfa Romeo.
  8. Jij rijd in de voorste auto en lijdt de operatie.
    You ride the leading car and lead the op.
  9. Je woont al 15 jaar op het zelfde appartement, je rijd in een auto van 10 jaar oud....
    You 're living in the same apartment for 15 years. You drive a 10-year-old car.
  10. Zal ik achterwaarts op hem inrijden?
    Should I reverse into him?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden