Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inplanten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingeplant

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik plant in
jij plant in
hij plant in
wij planten in
jullie planten in
zij planten in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inplant
dat jij inplant
dat hij inplant
dat wij inplanten
dat jullie inplanten
dat zij inplanten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingeplant
jij hebt ingeplant
hij heeft ingeplant
wij hebben ingeplant
jullie hebben ingeplant
zij hebben ingeplant

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik plantte in
jij plantte in
hij plantte in
wij plantten in
jullie plantten in
zij plantten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inplantte
dat jij inplantte
dat hij inplantte
dat wij inplantten
dat jullie inplantten
dat zij inplantten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingeplant
jij had ingeplant
hij had ingeplant
wij hadden ingeplant
jullie hadden ingeplant
zij hadden ingeplant

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inplanten
jij zult inplanten
hij zal inplanten
wij zullen inplanten
jullie zullen inplanten
zij zullen inplanten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingeplant hebben
jij zult ingeplant hebben
hij zal ingeplant hebben
wij zullen ingeplant hebben
jullie zullen ingeplant hebben
zij zullen ingeplant hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inplanten
jij zou inplanten
hij zou inplanten
wij zouden inplanten
jullie zouden inplanten
zij zouden inplanten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingeplant hebben
jij zou ingeplant hebben
hij zou ingeplant hebben
wij zouden ingeplant hebben
jullie zouden ingeplant hebben
zij zouden ingeplant hebben

Gebiedende wijs
plant in

Aanvoegende wijs
inplante

Voorbeelden

  1. Die plant in de etalage, ongelofelijk
    That plant in the window, it 's simply amazing!
  2. Neem de plant in je op.
    Take in the plant.
  3. Er was een cocaïne plant in Ecuador.
    There was a cocaine plant in Ecuador.
  4. Een plant in een voorraadkast heeft' t zwaar.
    It 's hard on a plant living in a closet.
  5. Zo blijft de plant in leven, door te communiceren.
    It 's how the plant stays alive, communicates.
  6. inplanten
    insert
  7. Over inplanten, operaties.
    She told us about implants, surgeries.
  8. Niets in de omgeving kan verklaren hoe die plant in ons lichaam raakte.
    Nothing in the area would explain how we got that plant in our system.
  9. Er is geen plant in Moya' s neurale weefsel, Alles komt goed met haar.
    there 's no plant in Moya 's neural tissue, she 's gonna be all right.
  10. We weten dat Shepherd een massale aanval plant in D.C. met gebruik van nucleair materiaal.
    We know that Shepherd is planning a massive attack in D.C. using nuclear material.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden