Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inpassen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingepast

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik pas in
jij past in
hij past in
wij passen in
jullie passen in
zij passen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inpas
dat jij inpast
dat hij inpast
dat wij inpassen
dat jullie inpassen
dat zij inpassen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingepast
jij hebt ingepast
hij heeft ingepast
wij hebben ingepast
jullie hebben ingepast
zij hebben ingepast

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik paste in
jij paste in
hij paste in
wij pasten in
jullie pasten in
zij pasten in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inpaste
dat jij inpaste
dat hij inpaste
dat wij inpasten
dat jullie inpasten
dat zij inpasten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingepast
jij had ingepast
hij had ingepast
wij hadden ingepast
jullie hadden ingepast
zij hadden ingepast

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inpassen
jij zult inpassen
hij zal inpassen
wij zullen inpassen
jullie zullen inpassen
zij zullen inpassen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingepast hebben
jij zult ingepast hebben
hij zal ingepast hebben
wij zullen ingepast hebben
jullie zullen ingepast hebben
zij zullen ingepast hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inpassen
jij zou inpassen
hij zou inpassen
wij zouden inpassen
jullie zouden inpassen
zij zouden inpassen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingepast hebben
jij zou ingepast hebben
hij zou ingepast hebben
wij zouden ingepast hebben
jullie zouden ingepast hebben
zij zouden ingepast hebben

Gebiedende wijs
pas in

Aanvoegende wijs
inpasse

Voorbeelden

  1. Pas in het weekend.
    Only at the weekend.
  2. Je kunt er pas in...
    You won 't be able to access...
  3. Hij stopt pas in Mihara.
    It won 't stop until it reaches Mihara.
  4. Hij is pas in Amerika.
    He 's new to America.
  5. Dat kan pas in september.
    Not until September now.
  6. Dat is pas in oktober.
    But that 's not due until October.
  7. Ik pas in weinig plaats.
    I could fit in very tight spaces.
  8. Ik ben pas in dienst.
    I just signed on.
  9. Dat lukte pas in juni.
    I couldn 't get it out till June.
  10. We oogsten pas in de lente.
    Won 't see another crop till spring.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden