NL: inpalmen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ingepalmd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik palm in jij palmt in hij palmt in wij palmen in jullie palmen in zij palmen in
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inpalm dat jij inpalmt dat hij inpalmt dat wij inpalmen dat jullie inpalmen dat zij inpalmen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingepalmd jij hebt ingepalmd hij heeft ingepalmd wij hebben ingepalmd jullie hebben ingepalmd zij hebben ingepalmd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik palmde in jij palmde in hij palmde in wij palmden in jullie palmden in zij palmden in
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inpalmde dat jij inpalmde dat hij inpalmde dat wij inpalmden dat jullie inpalmden dat zij inpalmden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingepalmd jij had ingepalmd hij had ingepalmd wij hadden ingepalmd jullie hadden ingepalmd zij hadden ingepalmd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inpalmen jij zult inpalmen hij zal inpalmen wij zullen inpalmen jullie zullen inpalmen zij zullen inpalmen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingepalmd hebben jij zult ingepalmd hebben hij zal ingepalmd hebben wij zullen ingepalmd hebben jullie zullen ingepalmd hebben zij zullen ingepalmd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inpalmen jij zou inpalmen hij zou inpalmen wij zouden inpalmen jullie zouden inpalmen zij zouden inpalmen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingepalmd hebben jij zou ingepalmd hebben hij zou ingepalmd hebben wij zouden ingepalmd hebben jullie zouden ingepalmd hebben zij zouden ingepalmd hebben
|
| Gebiedende wijs |
palm in
|
| Aanvoegende wijs |
| inpalme |