NL: inmeten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ingemeten
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik meet in jij meet in hij meet in wij meten in jullie meten in zij meten in
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inmeet dat jij inmeet dat hij inmeet dat wij inmeten dat jullie inmeten dat zij inmeten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingemeten jij hebt ingemeten hij heeft ingemeten wij hebben ingemeten jullie hebben ingemeten zij hebben ingemeten
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik mat in jij mat in hij mat in wij maten in jullie maten in zij maten in
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inmat dat jij inmat dat hij inmat dat wij inmaten dat jullie inmaten dat zij inmaten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingemeten jij had ingemeten hij had ingemeten wij hadden ingemeten jullie hadden ingemeten zij hadden ingemeten
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inmeten jij zult inmeten hij zal inmeten wij zullen inmeten jullie zullen inmeten zij zullen inmeten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingemeten hebben jij zult ingemeten hebben hij zal ingemeten hebben wij zullen ingemeten hebben jullie zullen ingemeten hebben zij zullen ingemeten hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inmeten jij zou inmeten hij zou inmeten wij zouden inmeten jullie zouden inmeten zij zouden inmeten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingemeten hebben jij zou ingemeten hebben hij zou ingemeten hebben wij zouden ingemeten hebben jullie zouden ingemeten hebben zij zouden ingemeten hebben
|
Gebiedende wijs |
meet in
|
Aanvoegende wijs |
inmete |