NL: inladen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
ingeladen
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik laad in jij laadt in hij laadt in wij laden in jullie laden in zij laden in
|
Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inlaad dat jij inlaadt dat hij inlaadt dat wij inladen dat jullie inladen dat zij inladen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingeladen jij hebt ingeladen hij heeft ingeladen wij hebben ingeladen jullie hebben ingeladen zij hebben ingeladen
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik laadde in jij laadde in hij laadde in wij laadden in jullie laadden in zij laadden in
|
Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inlaadde dat jij inlaadde dat hij inlaadde dat wij inlaadden dat jullie inlaadden dat zij inlaadden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingeladen jij had ingeladen hij had ingeladen wij hadden ingeladen jullie hadden ingeladen zij hadden ingeladen
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inladen jij zult inladen hij zal inladen wij zullen inladen jullie zullen inladen zij zullen inladen
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingeladen hebben jij zult ingeladen hebben hij zal ingeladen hebben wij zullen ingeladen hebben jullie zullen ingeladen hebben zij zullen ingeladen hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inladen jij zou inladen hij zou inladen wij zouden inladen jullie zouden inladen zij zouden inladen
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingeladen hebben jij zou ingeladen hebben hij zou ingeladen hebben wij zouden ingeladen hebben jullie zouden ingeladen hebben zij zouden ingeladen hebben
|
Gebiedende wijs |
laad in
|
Aanvoegende wijs |
inlade |