NL: inkwartieren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ingekwartierd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik kwartier in jij kwartiert in hij kwartiert in wij leren in jullie leren in zij leren in
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inkwartier dat jij inkwartiert dat hij inkwartiert dat wij inleren dat jullie inleren dat zij inleren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingekwartierd jij hebt ingekwartierd hij heeft ingekwartierd wij hebben ingekwartierd jullie hebben ingekwartierd zij hebben ingekwartierd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik kwartierde in jij kwartierde in hij kwartierde in wij kwartierden in jullie kwartierden in zij kwartierden in
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik inkwartierde dat jij inkwartierde dat hij inkwartierde dat wij inkwartierden dat jullie inkwartierden dat zij inkwartierden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingekwartierd jij had ingekwartierd hij had ingekwartierd wij hadden ingekwartierd jullie hadden ingekwartierd zij hadden ingekwartierd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal inkwartieren jij zult inkwartieren hij zal inkwartieren wij zullen inkwartieren jullie zullen inkwartieren zij zullen inkwartieren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingekwartierd hebben jij zult ingekwartierd hebben hij zal ingekwartierd hebben wij zullen ingekwartierd hebben jullie zullen ingekwartierd hebben zij zullen ingekwartierd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou inkwartieren jij zou inkwartieren hij zou inkwartieren wij zouden inkwartieren jullie zouden inkwartieren zij zouden inkwartieren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingekwartierd hebben jij zou ingekwartierd hebben hij zou ingekwartierd hebben wij zouden ingekwartierd hebben jullie zouden ingekwartierd hebben zij zouden ingekwartierd hebben
|
| Gebiedende wijs |
kwartier in
|
| Aanvoegende wijs |
| inkwartiere |