Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: inhalen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ingehaald

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik haal in
jij haalt in
hij haalt in
wij halen in
jullie halen in
zij halen in

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inhaal
dat jij inhaalt
dat hij inhaalt
dat wij inhalen
dat jullie inhalen
dat zij inhalen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb ingehaald
jij hebt ingehaald
hij heeft ingehaald
wij hebben ingehaald
jullie hebben ingehaald
zij hebben ingehaald

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik haalde in
jij haalde in
hij haalde in
wij haalden in
jullie haalden in
zij haalden in

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik inhaalde
dat jij inhaalde
dat hij inhaalde
dat wij inhaalden
dat jullie inhaalden
dat zij inhaalden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had ingehaald
jij had ingehaald
hij had ingehaald
wij hadden ingehaald
jullie hadden ingehaald
zij hadden ingehaald

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal inhalen
jij zult inhalen
hij zal inhalen
wij zullen inhalen
jullie zullen inhalen
zij zullen inhalen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ingehaald hebben
jij zult ingehaald hebben
hij zal ingehaald hebben
wij zullen ingehaald hebben
jullie zullen ingehaald hebben
zij zullen ingehaald hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou inhalen
jij zou inhalen
hij zou inhalen
wij zouden inhalen
jullie zouden inhalen
zij zouden inhalen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ingehaald hebben
jij zou ingehaald hebben
hij zou ingehaald hebben
wij zouden ingehaald hebben
jullie zouden ingehaald hebben
zij zouden ingehaald hebben

Gebiedende wijs
haal in

Aanvoegende wijs
inhale

Voorbeelden

  1. Haal in ieder geval iets te eten voor jezelf.
    Buy yourself some lunch at least.
  2. Haal in wat je de afgelopen duizenden jaren gemist hebt.
    Catch up on what 's happened over the past few thousand years.
  3. Niet inhalen
    No overtaking
  4. Wat denk je dat ik zeg als ik veevoer haal in de stad?
    What do you think I say when I go to the feed store in town?
  5. Succes met inhalen.
    Good luck catching up.
  6. Verloren tijd inhalen.
    Make up for some lost time.
  7. Ik moet' m inhalen.
    I got to catch up with it.
  8. Enzo, hij wil inhalen.
    Enzo, this guy 's gonna try to pass!
  9. We kunnen haar inhalen.
    So maybe we can catch up with her.
  10. Laat hem niet inhalen!
    Don 't let him pass!

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden