NL: informeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïnformeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik informeer jij informeert hij informeert wij informeren jullie informeren zij informeren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïnformeerd jij hebt geïnformeerd hij heeft geïnformeerd wij hebben geïnformeerd jullie hebben geïnformeerd zij hebben geïnformeerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik informeerde jij informeerde hij informeerde wij informeerden jullie informeerden zij informeerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïnformeerd jij had geïnformeerd hij had geïnformeerd wij hadden geïnformeerd jullie hadden geïnformeerd zij hadden geïnformeerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal informeren jij zult informeren hij zal informeren wij zullen informeren jullie zullen informeren zij zullen informeren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïnformeerd hebben jij zult geïnformeerd hebben hij zal geïnformeerd hebben wij zullen geïnformeerd hebben jullie zullen geïnformeerd hebben zij zullen geïnformeerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou informeren jij zou informeren hij zou informeren wij zouden informeren jullie zouden informeren zij zouden informeren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïnformeerd hebben jij zou geïnformeerd hebben hij zou geïnformeerd hebben wij zouden geïnformeerd hebben jullie zouden geïnformeerd hebben zij zouden geïnformeerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
informeer
|
| Aanvoegende wijs |
| informere |