Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: infecteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geïnfecteerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik infecteer
jij infecteert
hij infecteert
wij infecteren
jullie infecteren
zij infecteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geïnfecteerd
jij hebt geïnfecteerd
hij heeft geïnfecteerd
wij hebben geïnfecteerd
jullie hebben geïnfecteerd
zij hebben geïnfecteerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik infecteerde
jij infecteerde
hij infecteerde
wij infecteerden
jullie infecteerden
zij infecteerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geïnfecteerd
jij had geïnfecteerd
hij had geïnfecteerd
wij hadden geïnfecteerd
jullie hadden geïnfecteerd
zij hadden geïnfecteerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal infecteren
jij zult infecteren
hij zal infecteren
wij zullen infecteren
jullie zullen infecteren
zij zullen infecteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geïnfecteerd hebben
jij zult geïnfecteerd hebben
hij zal geïnfecteerd hebben
wij zullen geïnfecteerd hebben
jullie zullen geïnfecteerd hebben
zij zullen geïnfecteerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou infecteren
jij zou infecteren
hij zou infecteren
wij zouden infecteren
jullie zouden infecteren
zij zouden infecteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geïnfecteerd hebben
jij zou geïnfecteerd hebben
hij zou geïnfecteerd hebben
wij zouden geïnfecteerd hebben
jullie zouden geïnfecteerd hebben
zij zouden geïnfecteerd hebben

Gebiedende wijs
infecteer

Aanvoegende wijs
infectere

Voorbeelden

  1. Als het infecteer, kom dan niet huilend naar mij.
    If they get infected, don 't come crying to me.
  2. Infecteren en vernietigen?
    To infect and destroy?
  3. Het kan gaan infecteren.
    It could be infected.
  4. Ze infecteren ons vee.
    They 're infecting ours.
  5. Kunnen we onze zoon infecteren?
    We could infect our son?
  6. Een schotwond gaat snel infecteren.
    A bullet wound might soon go septic.
  7. Hij zal ons allemaal infecteren.
    | He 's gonna infect us all!
  8. Misschien infecteren ze de graanzendingen.
    Maybe they 're infecting the grain shipments.
  9. En alleen maar wilden infecteren?
    What if they came to infect it?
  10. We moeten haar opnieuw infecteren.
    We should re-infect her.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden