Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: ineenkrimpen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
ineengekrompen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik krimp ineen
jij krimpt ineen
hij krimpt ineen
wij krimpen ineen
jullie krimpen ineen
zij krimpen ineen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ineenkrimp
dat jij ineenkrimpt
dat hij ineenkrimpt
dat wij ineenkrimpen
dat jullie ineenkrimpen
dat zij ineenkrimpen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik ben ineengekrompen
jij bent ineengekrompen
hij is ineengekrompen
wij zijn ineengekrompen
jullie zijn ineengekrompen
zij zijn ineengekrompen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik kromp ineen
jij kromp ineen
hij kromp ineen
wij krompen ineen
jullie krompen ineen
zij krompen ineen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik ineenkromp
dat jij ineenkromp
dat hij ineenkromp
dat wij ineenkrompen
dat jullie ineenkrompen
dat zij ineenkrompen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik was ineengekrompen
jij was ineengekrompen
hij was ineengekrompen
wij waren ineengekrompen
jullie waren ineengekrompen
zij waren ineengekrompen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal ineenkrimpen
jij zult ineenkrimpen
hij zal ineenkrimpen
wij zullen ineenkrimpen
jullie zullen ineenkrimpen
zij zullen ineenkrimpen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal ineengekrompen zijn
jij zult ineengekrompen zijn
hij zal ineengekrompen zijn
wij zullen ineengekrompen zijn
jullie zullen ineengekrompen zijn
zij zullen ineengekrompen zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou ineenkrimpen
jij zou ineenkrimpen
hij zou ineenkrimpen
wij zouden ineenkrimpen
jullie zouden ineenkrimpen
zij zouden ineenkrimpen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou ineengekrompen zijn
jij zou ineengekrompen zijn
hij zou ineengekrompen zijn
wij zouden ineengekrompen zijn
jullie zouden ineengekrompen zijn
zij zouden ineengekrompen zijn

Gebiedende wijs
krimp ineen

Aanvoegende wijs
ineenkrimpe

Voorbeelden

  1. Niet ineenkrimpen.
    Huh? Don 't wince!
  2. Borstpijn deed me ineenkrimpen.
    Chest pains bowled me over.
  3. Laat onze vijanden ineenkrimpen.
    Let our enemies shrink away.
  4. ineenkrimpen in hun grote zaal?
    cower in their great hall?
  5. Ze zouden ineenkrimpen van angst.
    They would cower in fear.
  6. Ze zullen allen ineenkrimpen van angst
    They will all cower in fear
  7. Hij zag me ineenkrimpen in de lift.
    He saw me wincing in the elevator.
  8. Ik zal niet langer ineenkrimpen in deze plaats.
    I will no longer cower in this place.
  9. Binnenkort zal de wereld ineenkrimpen in het gezicht van Zeus.
    Soon the world will cower in the face of Zeus.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden