NL: indruisen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
ingedruist
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik druis in
jij druist in
hij druist in
wij druisen in
jullie druisen in
zij druisen in
|
| Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik indruis
dat jij indruist
dat hij indruist
dat wij indruisen
dat jullie indruisen
dat zij indruisen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb ingedruist
jij hebt ingedruist
hij heeft ingedruist
wij hebben ingedruist
jullie hebben ingedruist
zij hebben ingedruist
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik druiste in
jij druiste in
hij druiste in
wij druisten in
jullie druisten in
zij druisten in
|
| Verleden tijd, bijzinsvolgorde |
dat ik indruiste
dat jij indruiste
dat hij indruiste
dat wij indruisten
dat jullie indruisten
dat zij indruisten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had ingedruist
jij had ingedruist
hij had ingedruist
wij hadden ingedruist
jullie hadden ingedruist
zij hadden ingedruist
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal indruisen
jij zult indruisen
hij zal indruisen
wij zullen indruisen
jullie zullen indruisen
zij zullen indruisen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal ingedruist hebben
jij zult ingedruist hebben
hij zal ingedruist hebben
wij zullen ingedruist hebben
jullie zullen ingedruist hebben
zij zullen ingedruist hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou indruisen
jij zou indruisen
hij zou indruisen
wij zouden indruisen
jullie zouden indruisen
zij zouden indruisen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou ingedruist hebben
jij zou ingedruist hebben
hij zou ingedruist hebben
wij zouden ingedruist hebben
jullie zouden ingedruist hebben
zij zouden ingedruist hebben
|
| Gebiedende wijs |
druis in
|
| Aanvoegende wijs |
| indruise |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden