NL: indosseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïndosseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik indosseer jij indosseert hij indosseert wij indosseren jullie indosseren zij indosseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïndosseerd jij hebt geïndosseerd hij heeft geïndosseerd wij hebben geïndosseerd jullie hebben geïndosseerd zij hebben geïndosseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik indosseerde jij indosseerde hij indosseerde wij indosseerden jullie indosseerden zij indosseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïndosseerd jij had geïndosseerd hij had geïndosseerd wij hadden geïndosseerd jullie hadden geïndosseerd zij hadden geïndosseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal indosseren jij zult indosseren hij zal indosseren wij zullen indosseren jullie zullen indosseren zij zullen indosseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïndosseerd hebben jij zult geïndosseerd hebben hij zal geïndosseerd hebben wij zullen geïndosseerd hebben jullie zullen geïndosseerd hebben zij zullen geïndosseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou indosseren jij zou indosseren hij zou indosseren wij zouden indosseren jullie zouden indosseren zij zouden indosseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïndosseerd hebben jij zou geïndosseerd hebben hij zou geïndosseerd hebben wij zouden geïndosseerd hebben jullie zouden geïndosseerd hebben zij zouden geïndosseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
indosseer
|
| Aanvoegende wijs |
| indossere |