NL: individualiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geïndividualiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik individualiseer jij individualiseert hij individualiseert wij individualiseren jullie individualiseren zij individualiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geïndividualiseerd jij hebt geïndividualiseerd hij heeft geïndividualiseerd wij hebben geïndividualiseerd jullie hebben geïndividualiseerd zij hebben geïndividualiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik individualiseerde jij individualiseerde hij individualiseerde wij individualiseerden jullie individualiseerden zij individualiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geïndividualiseerd jij had geïndividualiseerd hij had geïndividualiseerd wij hadden geïndividualiseerd jullie hadden geïndividualiseerd zij hadden geïndividualiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal individualiseren jij zult individualiseren hij zal individualiseren wij zullen individualiseren jullie zullen individualiseren zij zullen individualiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geïndividualiseerd hebben jij zult geïndividualiseerd hebben hij zal geïndividualiseerd hebben wij zullen geïndividualiseerd hebben jullie zullen geïndividualiseerd hebben zij zullen geïndividualiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou individualiseren jij zou individualiseren hij zou individualiseren wij zouden individualiseren jullie zouden individualiseren zij zouden individualiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geïndividualiseerd hebben jij zou geïndividualiseerd hebben hij zou geïndividualiseerd hebben wij zouden geïndividualiseerd hebben jullie zouden geïndividualiseerd hebben zij zouden geïndividualiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
individualiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| individualisere |